De T-factor
- Frank Van der Auwera
- 20 dec 2018
- 2 minuten om te lezen
Wat me altijd lichtjes geïrriteerd en zeker verwonderd heeft, is het ‘gemak’ waarmee ginproducenten het aan de consument overlaten om de gepaste tonic te selecteren.
Terwijl het volgens mij nochtans een van de belangrijkste opdrachten is die de distilleerder moet vervullen, want: het tonic water maakt of kraakt uiteindelijk hun gin.
Hoeveel keren kreeg ik immers al niet een klassieke G&T voorgeschoteld waarbij de méér dan correcte gin werd verkwanseld door een totaal onaanvaardbare, banale en vooral dwarsliggende tonic?
Gelukkig leven wij nu in een periode waar de keuze van tonicalternatieven het tempo van het gigantische ginaanbod enigszins probeert te volgen. Waar de eenheidsworst die ooit de markt domineerde ondertussen tientallen concurrenten heeft gekregen.
Maar waarom blijven zoveel ginproducenten dan nog steeds bedeesd om de betere combinaties te geven?
Want geef nu toe, veel tonics vloeken verschrikkelijk met hun geserveerde gin. En leggen helaas in het glas ook meestal acuut de gebreken bloot van de bijhorende spirit.
Vier smaakfamilies tonic
Hun grootste kwelduivels? Uit eigen ervaring zie ik vier smaakclans in de grote tonicfamilie.
De meerderheid is structureel helaas véél te zoeterig, waarbij de suikers de kinine camoufleren en de complexiteit van de gin op den duur volledig verknoeien. Alle fijnere aroma’s of smaakcomponenten van het distillaat gaan zo verloren.
Een tweede categorie tonics lijdt aan een andere kwaal: ze zijn eerder te lichtvoetig. Te rank, te fragiel, te oppervlakkig en te weinigzeggend/smakend om de kracht van de alcoholrijke gin te counteren. Ze lijken teveel op simpele limonade.
Dan zijn er de ‘overacting’ tonics. Zij beklemtonen qua geur en textuur vooral één smaakdimensie die ook in de bijhorende gin domineert. Dat betekent: ze zijn ofwel zelf te floraal, te kruidig, te zwoel, te bitter. Ze contrasteren niet, maar verdubbelen nogmaals de basisimpressies qua boeket en smaakarchitectuur. En worden zo snel vervelend.
En tenslotte blijft er categorie 4: de tonics die de complexiteit en finesse van de geserveerde gin wél respecteren. Lees: perfect ondersteunen. Voor een gin als VDA2 betekent dit vooral dat we moeten kiezen voor een kininerijke tonic die niet teveel suikers bevat, noch zelf bol staat qua floraliteit of kruidigheid. Neutraliteit is in die optiek misschien een verkeerde term, omdat de tonic in kwestie wél royaal fraîcheur en bitterheid moet dragen.
Twee smaakmakers
Een tonic kortom die bereid is butler in het glas te spelen, in plaats van boss.
We geven u alvast twee suggesties die we zelf voor onze ‘beste serve’ gebruiken.
Indien u voor een mildere optie kiest die vooral de fruitigheid van de gedistilleerde wijnalcohol mooi onderstreept, ga dan voor de Fever-Tree Mediterranean met zijn beheerste kruidigheid, zijn citrusfraîcheur en zijn rondeur (9 gr suiker per 100 ml).
Wanneer u echter de kruidenfactor van de botanicals en de finesse van de wijnalcohol maximaal wil laten spelen, kies dan de Syndrome ‘Raw’, een tonic met een vrij hoog natuurlijk kininegehalte, een frisse exotische bitterheid en een iets lagere suikerspiegel (7,3 gram per 100ml).

Comments